zaterdag 21 april 2012

Scheiden? Kies de manier die bij je past.



Scheiden? Kies de manier die bij je past.


Iedere echtscheiding is anders. Afhankelijk van de situatie van de partijen, de ingewikkeldheid van de problematiek en hun specifieke wensen is tegenwoordig een persoonlijke aanpak voor iedereen mogelijk. De diverse mogelijkheden worden hieronder toegelicht.

Echtscheiding op tegenspraak
Bij een echtscheiding op tegenspraak heeft iedere partij zijn eigen advocaat. De procedure begint als één van de partijen een verzoekschrift bij de rechtbank indient. Dit verzoekschrift wordt door een deurwaarder bij de andere partij betekend. In het verzoekschrift wordt aan de rechter gevraagd om de echtscheiding uit te spreken. Daarnaast kan worden gevraagd om zo nodig partner- en/of kinderalimentatie vast te stellen, een zorgregeling voor de kinderen vast te stellen, te bepalen hoe het gemeenschappelijke vermogen wordt verdeeld of hoe de huwelijkse voorwaarden moeten worden afgewikkeld.
De rechter kan desgevraagd ook voorlopige ordemaatregelen treffen zolang er nog geen einduitspraak is. Bijvoorbeeld als er een geschil is over wie voorlopig in de echtelijke woning mag blijven wonen of als een van beiden dringend behoefte heeft aan een financiële bijdrage (alimentatie) van de andere partij.
De andere partij, de verweerder, kan tegen alle punten van het verzoekschrift verweer voeren. Hij kan op zijn beurt ook een of meer tegenverzoeken indienen. De advocaat van de verweerder dient daarvoor een verweerschrift in. Daarna bepaalt de rechtbank een zitting op de rechtbank. Beide partijen worden hiervoor uitgenodigd, ieder met hun eigen advocaat.
Op de zitting mogen beide advocaten het standpunt van hun cliënt toelichten. Meestal stelt de rechter ook zelf vragen aan de advocaten of aan partijen. De rechter inventariseert tijdens de zitting over welke punten partijen het eens zijn en waarover de rechter zelf een beslissing moet nemen, als partijen het niet eens kunnen worden.
In het algemeen doet de rechtbank binnen vier weken na de zitting uitspraak. Als de echtscheiding is uitgesproken zijn partijen nog niet gescheiden. Daarvoor moet de echtscheidingsbeschikking nog in geschreven worden in het huwelijksregister. Dit kan gebeuren, nadat drie maanden na de uitspraak zijn verstreken. Eerder kan ook, maar dan moeten beide partijen een zogenaamde akte van berusting ondertekenen, waarmee zij verklaren dat zij het eens zijn met de echtscheiding en dat zij willen dat die wordt ingeschreven.
De hele procedure duurt tenminste vier maanden, maar vaak duurt het veel langer. Eén tot twee jaar is geen uitzondering, zeker niet als een of beide partijen het niet eens zijn met de beslissing van de rechter en in hoger beroep gaan.

Scheidingsmediation
Bij scheidingsmediation (ook wel scheidingsbemiddeling genoemd) kiezen partijen er voor om hun conflict op te lossen door met elkaar in onderhandeling te treden met de hulp van een mediator.
De mediator begeleidt het onderhandelingsproces in een vertrouwelijke sfeer en geeft de nodige juridische informatie en begeleiding aan partijen. De scheidingsmediator is neutraal ten opzichte van beide echtgenoten. De betrokken partijen zelf lossen het geschil op. Zij werken actief mee en bepalen de oplossing. De scheidingsmediator neemt zelf geen standpunt in en is geheel onpartijdig.



In een mediationovereenkomst worden voorafgaand aan de mediation de spelregels vastgelegd. Vertrouwen, geheimhouding en neutraliteit zijn daarin kernbegrippen.

Soms is het nodig om een deskundige in te schakelen die advies geeft over bijvoorbeeld de financiële of fiscale kant van de scheiding of voor de begeleiding van de kinderen. Dit kan op verzoek van  (een van) de partijen of van de mediator. De partijen zelf bepalen of en zo ja wie als deskundige wordt gevraagd en welke financiële afspraken hierover worden gemaakt.
Als partijen overeenstemming hebben bereikt, legt de mediator de afspraken vast in een convenant, een overeenkomst tussen de partijen. Een advocaat-scheidingsmediator, aangesloten bij de vFAS (vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsmediators), kan daarna ook de echtscheidingsprocedure voor beide partijen voeren bij de rechtbank. Deze procedure wordt helemaal schriftelijk afgewikkeld. Er komt dus geen zitting op de rechtbank.
Voor een scheidingsmediationtraject zijn in het algemeen 4 à 5 bijeenkomsten nodig, telkens met een tussenpoze van ongeveer twee à drie weken, waarin de verschillende aspecten van de scheiding worden besproken. Het aantal gesprekken is afhankelijk van de te maken afspraken en hoe gemakkelijk partijen in staat zijn tot overeenstemming te komen. Een sessie duurt in het algemeen anderhalf tot twee uur. De procedure bij de rechtbank duurt daarna ongeveer zes tot acht weken. De echtscheiding is definitief nadat de beschikking van de rechtbank is ingeschreven in het huwelijksregister.

Overlegscheiding (collaborative divorce)
Overlegscheiding of 'collaborative divorce' is een vrij nieuwe manier van scheiden, die in de jaren negentig is ontstaan in de Verenigde Staten. De overlegscheiding is in 2008 in Nederland geïntroduceerd.
Kern van de overlegscheiding is dat alle betrokkenen als team met elkaar samenwerken in het belang van de scheidende partijen. Respect voor elkaar is een belangrijk uitgangspunt bij de overlegscheiding. Het proces is open en transparant, de partijen leggen alle essentiële informatie op tafel. Daardoor verloopt de echtscheiding op een respectvolle en integere manier: alle betrokkenen spreken vantevoren af om zich tot het uiterste in te spannen om het proces tot een goed einde te brengen.
Bij de overlegscheiding worden beide partijen bijgestaan door een eigen advocaat. De advocaten behartigen primair het belang van hun cliënt en zien erop toe dat het proces aan beide kanten eerlijk en constructief verloopt. Zij begeleiden de onderhandelingen tussen de partijen. De advocaten coachen de partijen en staan naast hen, waardoor zij zich gesteund voelen. Het bijzondere van de overlegscheiding is dat het de advocaten niet is toegestaan om de partijen na afloop nog in een juridische procedure bij te staan. Dit wordt vastgelegd in de zogenaamde deelnemingsovereenkomst, waarin alle spelregels staan vermeld en die aan het begin van het proces door alle betrokkenen wordt ondertekend. Hierdoor zullen de advocaten zich met hun cliënt tot het uiterste inzetten om tot een regeling te komen.
De partijen kunnen deskundigen inschakelen, meestal een coach of psycholoog die hen begeleidt met de verwerking van de scheiding en soms ook een financieel deskundige. Ook deze deskundigen werken onder de paraplu van de deelnemingsovereenkomst en kunnen dus niet meer in een juridische procedure voor een van de partijen optreden.
Voor overlegscheidingsadvocaten en andere –deskundigen, aangesloten bij de Vereniging Collaborative Divorce Holland (VCDH), staat samenwerking voorop, in plaats van de strijd. Zij streven naar ‘win-win’ in plaats van ‘win-lose’. Zij zijn allemaal getraind in het (her)kennen van de emoties die met een echtscheiding gepaard gaan en zetten zich in om die zo te kanaliseren dat er kan worden gewerkt aan een oplossing die recht doet aan de belangen van alle betrokkenen.
De overlegscheiding is een tussenvorm tussen mediation en procederen in. Alle voordelen van mediation gelden ook voor de overlegscheiding. Soms is mediation echter niet mogelijk, met name als er geen evenwicht is tussen de betrokken partijen in kennis, emoties of macht. Dan is de overlegscheiding de aangewezen weg.
 
Bij de familierechtspecialisten van De Jonge Advocaten kunt u voor alle genoemde manieren om te scheiden terecht. Indien u meer informatie wenst of een (kostenloos) kennismakingsgesprek, kunt u vrijblijvend een afspraak maken via telefoonnummer: 010-214 04 00.

Mirjam van Baarle-Overes
Advocaat Scheidingsmediator
Collaborative Lawyer
De Jonge Advocaten

Meer informatie over scheidingsmediation vindt u op de website van de vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsmediators (vFAS): http://www.verder-online.nl/vfas.
Informatie over collaborative divorce (overlegscheiding) vindt u op de website van de Vereniging Collaborative Divorce Holland (VCDH): http://www.overlegscheiding.com/


vrijdag 23 maart 2012

Voorlopige voorzieningen in alimentatiezaken


Voorlopige voorzieningen in alimentatiezaken
en andere boek 1 verzoekschriftprocedures



Een veel gehoorde klacht is dat juridische procedures (te) lang duren. Op het moment dat partijen tegenover elkaar komen te staan en geen andere mogelijkheid meer zien dan hun geschil voor te leggen aan de rechter, willen zij graag op zo kort mogelijke termijn een beslissing die daaraan een einde maakt.

De dagvaardingsprocedure
In de dagvaardingsprocedure staat in zo’n geval het middel van het kort geding ter beschikking of kan in een lopende procedure een provisionele voorziening worden gevorderd op grond van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). Het belangrijkste verschil tussen beide procedures is dat een provisionele voorziening altijd moet samenhangen met een bodemprocedure. Bij een kort geding is dit niet noodzakelijk en je ziet ook vaak dat het kort-gedingvonnis als eindvonnis tussen partijen geldt. Financieel is er ook een verschil: een kort geding wordt gezien als aparte procedure, waarvoor ook een eigen griffierecht in rekening wordt gebracht; een provisionele vordering is onderdeel van de hoofdprocedure, waarvoor niet apart griffierecht betaald hoeft te worden. Zeker met de stijgende kosten van het griffierecht die het Kabinet ons in het vooruitzicht stelt, kan dit een factor van belang worden.

De verzoekschriftprocedure
In (familierechtelijke) verzoekschriftprocedures is een voorlopige voorziening veel lastiger te verkrijgen. Binnen de echtscheidingsprocedure staat in artikel 822 Rv. een specifieke mogelijkheid voor het treffen van voorlopige voorzieningen open, maar daar buiten is er geen specifieke voorziening te vinden in de wet. Zeker bij alimentatiezaken is dit een gemis, omdat daar een snelle beslissing nodig kan zijn om ‘het hoofd boven water’ te houden. Dit geldt nog meer als er kinderen bij betrokken zijn.

Jurisprudentie
De spaarzame jurisprudentie over voorlopige voorzieningen in andere verzoekschriftprocedures dan bij echtscheidingen geven een wisselend beeld over de toepasbaarheid van artikel 223 Rv in (familierechtelijke) verzoekschriftprocedures.

Het Hof Den Haag stelde op 28 maart 2007 (LJN BA3486) “op basis van analoge toepassing van artikel 223 Rv.” een voorlopige alimentatie vast in afwachting van de uitkomst van forensische mediation tussen partijen.

Andere uitspraken gaan over de voorlopige toevertrouwing van een minderjarige in afwachting van een beslissing over diens hoofdverblijfplaats (rechtbank Utrecht 8 november 2011 (LJN BU4692)) en het toekennen van een voorschot aan een van partijen vooruitlopend op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden tussen hen (rechtbank Zutphen 29 juni 2011 (LJN BU5688)).

Anders beslist het Gerechtshof Leeuwarden (LJN BN 4786 en BU6896), dat enkel de plaatsbepaling van artikel 223 Rv in titel 2 van dit wetboek doorslag gevend acht. De Rechtbank Zutphen haalt in zijn uitspraak van 29 juni 2011 het eerste van de twee genoemde arresten van dit Hof aan en overweegt daarover: “het feit dat voor verzoekschriftprocedures niet in het algemeen een bepaling is opgenomen over de mogelijkheid tot het treffen van een voorlopige voorziening kan zich naar het oordeel van de rechtbank laten verklaren vanuit het feit dat verzoekschriftprocedures vaak een ander karakter hebben dan dagvaardingsprocedures.” Dit laatste moge zo zijn, maar veel verzoekschriftprocedures, waaronder met name de alimentatieprocedure, al dan niet in samenhang met een procedure tot vaststelling van een ouderschapsplan, zijn wel degelijk vergelijkbaar met de dagvaardingsprocedure. Waarom zou immers in een arbeids- of huurgeschil wel een provisionele voorziening mogelijk zijn en niet in een alimentatiezaak?

Een blik in de historie leert dat de Hoge Raad al op 21 juni 1872 (W 3474) een principieel arrest heeft gewezen over het fenomeen van de provisionele voorziening. In dit arrest is uitdrukkelijk bepaald dat voor iedere voorziening die als voorlopige voorziening kan worden toegewezen, in beginsel ook een provisionele voorziening kan worden gevraagd. De gevraagde voorziening hoeft niet expliciet uit de wet voort te vloeien. Hieruit blijkt een open karakter als het gaat om de provisionele voorziening.

Deze uitspraak wordt nog altijd aangehaald in de literatuur over de provisionele voorziening en ook de Hoge Raad zelf heeft in een uitspraak van 23 februari 1990 (toen nog met betrekking tot het oude artikel 51 Rv., de voorloper van het huidige artikel 223 Rv.) herhaald dat in verband met de artikelen 51 en 53 Rv (oud) “de rechter, ook zonder dat hem daartoe in een bijzondere bepaling de bevoegdheid is verleend, in een bij hem aanhangig geding desgevraagd een voorlopige voorziening mag geven, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit” (HR 23 februari 1990, NJ 1991, 147).

Parlementaire geschiedenis bij artikel 223 Rv.
In het nieuwe artikel 223 Rv, dat sinds 2002 in de wet staat, is de mogelijkheid van het instellen van een provisionele vordering gecodificeerd. De Parlementaire Geschiedenis bij de invoering van artikel 223 Rv vermeldt helemaal niets over een bewuste keuze voor plaatsing van dit artikel in titel 2 van dit wetboek, waar daarvoor artikel 51 in titel 1 stond. Artikel 223 Rv en dus ook de verhuizing lijken dan ook geen breuk met het verleden te zijn en ook de - weliswaar beperkte - jurisprudentie is sindsdien grotendeels gelijk gebleven.

Koudwatervrees
Mijn indruk is dat veel rechters bang zijn voor een golf aan provisionele verzoeken als zij toestaan dat in andere dan in echtscheidingsprocedures een voorlopige voorziening kan worden verzocht en dat zij zich daarom ‘verschuilen’ achter de plaats in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering om degene die om zo’n voorziening vraagt niet ontvankelijk te verklaren. Naar mijn mening is dit onterecht en bovendien niet in het belang van de rechtzoekende, die immers gebaat is bij een snelle beslissing zonder dat daarvoor de beurs leeg getrokken hoeft te worden in verband met de steeds maar stijgende griffierechten. Het zou goed zijn als ons hoogste rechtscollege zijn uitspraak van 140 jaar geleden anno 2012 bevestigt.

Mirjam van Baarle-Overes
Advocaat Scheidingsmediator
De Jonge Advocaten



dinsdag 6 maart 2012

Vergoedingsrechten tussen echtgenoten.


Vergoedingsrechten tussen echtgenoten.
(het zakelijke huwelijk)


Sinds 1 januari 2012 kennen we een wettelijke regeling voor vergoedingsrechten tussen echtgenoten. De hoofdregel volgens artikel 1:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt sindsdien als volgt:

“Indien een echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed dat tot zijn eigen vermogen zal behoren, verkrijgt of indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld ter zake van een tot zijn vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost, ontstaat voor de eerstgenoemde echtgenoot een plicht tot vergoeding.”

Om de hoogte van de vergoeding te bepalen gaat de wet uit van de ‘beleggingsleer’, dat wil zeggen dat de verhouding tussen de investering en de waarde van het goed op de investeringsdatum bepaalt welke vergoeding op latere datum (bijvoorbeeld bij echtscheiding of bij overlijden) vergoed moet worden. Voor investeringen die zijn gedaan voor 1 januari 2012 geldt nog de ‘nominaliteitsleer’: wat je investeert krijg je nominaal terug.

Een voorbeeld om dit duidelijk te maken:

Partijen, in gemeenschap van goederen getrouwd, kopen samen in 2012 een woning van € 300.000. Echtgenoot A betaalt een bedrag van € 100.000 uit een erfenis die hij met een uitsluitingsclausule heeft gekregen (1/3 deel). De rest (2/3) wordt met een gemeenschappelijke hypotheek gefinancierd. Tien jaar later gaan partijen scheiden. De woning is dan € 450.000 waard. Op de hypotheek is niets afgelost. De hypotheek wordt afgelost. Echtgenoot A heeft dan recht op een vergoeding van 1/3 van de eindwaarde: € 150.000. De rest van de overwaarde (€ 450.000 minus € 200.000 hypothecaire lening, minus € 150.000 investering A, is €100.000) wordt bij helfte verdeeld tussen de echtgenoten, ieder € 50.000. Echtgenoot A krijgt dus van de opbrengst: € 150.000 plus € 50.000, totaal: € 200.000, echtgenoot B krijgt totaal € 50.000.

Heeft hij de investering vóór 2012 gedaan, dan zou echtgenoot A alleen zijn nominale belegging terugkrijgen: € 100.000, plus de helft van de overwaarde (€ 450.000 minus € 200.000 minus € 100.000, is € 150.000, gedeeld door twee, is € 75.000). In totaal ontvangt hij dan dus € 175.000:
Andersom, in een dalende markt kan de investering van echtgenoot A vanaf 2012 zo ook minder waard worden:

Stel: dezelfde woning, op dezelfde wijze gefinancierd, is bij scheiding nog maar € 225.000 waard. Echtgenoot A heeft dan recht op een vergoeding van € 75.000, waarop in mindering komt de helft van de onderwaarde (€ 25.000,--) en ontvangt dan dus € 25.000 plus een vordering op echtgenoot B van € 25.000.

Hetzelfde geldt als de ene echtgenoot privévermogen investeert in een privégoed van de andere echtgenoot, ook als er huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn.

De vergoeding is alleen anders als de investering van echtgenoot A zonder diens toestemming is gebeurd, in dat geval behoudt hij zijn recht op nominale vergoeding.

Herkomst en besteding
Bij aanschaf van een woning is in het algemeen vrij eenvoudig vast te stellen waar de geldstromen vandaan komen. De notaris maakt een afrekening, waarop de herkomst van de diverse financieringsbronnen staan vermeld. Natuurlijk moet dan nog wel aangetoond worden dat het geïnvesteerde bedrag echt privé is, dat wil zeggen niet alleen dat dit onder uitsluiting verkregen, maar ook dat het van een (speciaal daarvoor geopende) rekening op eigen naam afkomstig is.

Bij een verbouwing is het al een stuk gecompliceerder: om de verhouding tussen de investering en de waarde van het goed te kunnen bepalen moet het goed vóór de verbouwing worden getaxeerd. Daarbij moet ook de vraag worden gesteld of sprake is van een echte verbouwing of dat slechts het reguliere onderhoud wordt uitgevoerd. In het laatste geval is geen waardevermeerdering van het goed beoogd en wordt de investering niet als belegging gezien, maar wordt deze op dezelfde wijze behandeld als de hierna te bespreken verbruiksgoederen.

Nog weer lastiger is het als het privévermogen op gaat aan bijvoorbeeld vakanties, de inrichting van de woning of de gezinsauto. Dergelijke goederen zijn niet te beschouwen als belegging en zij worden in relatief korte tijd ‘verbruikt’.

Voor aanwending in zulke verbruiksgoederen geldt dat er een nominale vergoeding tegenover staat, met andere woorden: je hebt recht op vergoeding van het geïnvesteerde bedrag. Als de investering is opgegaan aan kosten van de huishouding, zoals het geval is bij aanschaf van een gezinsauto, besteding aan een vakantie of aflossing van schulden die hiervoor zijn aangegaan, geldt dat al vrij snel wordt aangenomen dat het recht op vergoeding is verwerkt.

Het probleem met al deze bestedingen is bovendien vaak dat niet meer is aan te tonen wat waaraan is opgegaan en dat dan degene die zijn privévermogen heeft geïnvesteerd, kan fluiten naar vergoeding van zijn vermogen.

Een eenvoudige oplossing voor dit probleem is om bij iedere overheveling van privévermogen tussen echtgenoten in een overeenkomst vast te leggen wat de ene echtgenoot op welk moment van zijn privévermogen aan een bepaald gemeenschappelijk goed of privégoed van de andere echtgenoot heeft besteed en daarbij tevens vast te leggen welke vergoeding de andere echtgenoot daarvoor verschuldigd is (in beginsel nominaal als het verbruiksgoederen betreft, maar partijen kunnen daarvan afwijken). Deze overeenkomst, gedateerd en bij voorkeur in tweevoud op te maken met een handtekening van beiden, moet natuurlijk zorgvuldig bewaard worden.

Kortom, om aanspraken op vergoedingsrechten in stand te houden, zijn de volgende adviezen van belang:

1.  Houdt (onder uitsluitingsclausule verkregen) privévermogen strikt afgezonderd;

2   Bepaal vóór een investering in gemeenschappelijk of andermans vermogen de waarde
     van het goed waarin geïnvesteerd wordt en leg dit bij voorkeur schriftelijk vast;

3.  Houdt een zorgvuldige administratie bij van de geldstromen over en weer;

4.  Leg bij voorkeur schriftelijk, met handtekening van beiden, vast welke privébedragen
     worden aangewend voor gemeenschappelijke goederen of voor privégoederen van de
     andere echtgenoot en welke vergoeding daartegenover staat.

5.  Bewaar ieder een exemplaar van de overeenkomst waarin de vergoedingsrechten zijn
     vastgelegd.

Weliswaar wordt de huwelijkse verhouding tussen echtgenoten hierdoor mogelijk een stuk zakelijker, het voorkomt ook dat er onnodige, tijd-, geld- en energierovende procedures moeten worden gevoerd om achteraf vast te moeten stellen dat er toch geen aanspraken aan te tonen zijn. Voorkomen is ook hier beter dan genezen!

Heeft u vragen over dit onderwerp of andere familierechtelijke kwesties, bel dan op werkdagen: 010-2140400.

Mirjam van Baarle
Advocaat Scheidingsmediator
De Jonge Advocaten
www.dejongeadvocaten.nl
@MJEHVANBAARLE


maandag 27 februari 2012

Huwelijksvermogensrecht vanaf 1 januari 2012.

HUWELIJKSVERMOGENSRECHT VANAF
1 JANUARI 2012






Na bijna acht jaar parlementaire behandeling is per 1 januari 2012 eindelijk de Wet Aanpassing Wettelijke Gemeenschap van Goederen in werking getreden.

Aanvankelijk was het de bedoeling van de wetgever om de huwelijksgoederengemeenschap te beperken, zodat daarin in grote lijnen alleen de goederen en schulden zouden vallen die tijdens het huwelijk zijn verkregen,  in 2008 is het roer omgegooid en is met een motie in de Tweede Kamer toch besloten om ons in de wereld unieke stelsel van een algehele gemeenschap van goederen (waarbij in grote lijnen ook de voorhuwelijkse goederen en schulden in de gemeenschap vallen), in stand te laten. Dat wil niet zeggen dat de wet verder geen belangrijke wijzigingen met zich mee brengt.

De belangrijkste wijzigingen.

Vergoedingsrechten tussen echtgenoten
De regels voor vergoedingsrechten tussen echtgenoten veranderen. Hoofdregel wordt de zogenaamde beleggingsleer, die inhoudt dat het voordeel dat in de loop der jaren met beleggingen wordt behaald aan beide echtgenoten toekomt, evenredig naar ieders aandeel daarin.

Bestuur
Uitgangspunt voor het bestuur over de goederen van de huwelijksgemeenschap is dat de echtgenoot op wiens naam een goed staat, ook degene is die het goed mag beheren. Voor goederen van de gemeenschap die op beider naam staan of die niet te naam gesteld zijn, geldt dat iedere echtgenoot afzonderlijk het beheer daarover heeft. Gevolg hiervan is dat iedere echtgenoot afzonderlijk een dergelijk goed mag leveren aan een derde. In oktober 2011 is nog een reparatiewet door het parlement geloodst, waarin een onvolkomenheid is weggenomen ten aanzien van  goederen die niet op naam gesteld zijn, maar via erfenis, legaat of schenking aan een van de echtgenoten zijn toegekomen. Deze blijven onder bestuur van alleen die echtgenoot.

Tijdstip van ontbinding van de gemeenschap
Het tijdstip waarop de huwelijksgoederengemeenschap wordt ontbonden, is vervroegd van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in het huwelijksregister, naar de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding wordt ingediend bij de rechtbank. Schulden ontstaan tijdens de echtscheidingsprocedure, als partijen vaak al niet meer samen leven en ook geen zicht meer hebben op elkaars handel en wandel, zijn daardoor privé.

Positie van schuldeisers
De positie van schuldeisers na het huwelijk is gewijzigd. De echtgenoot die de schuld is aangegaan, de contractant, blijft (vanzelfsprekend) aansprakelijk en een schuldeiser kan de schuld op diens hele vermogen  verhalen.
Voor gemeenschapsschulden (in het algemeen de schulden van een in gemeenschap van goederen getrouwde echtgenoot) of een schuld die hoort ‘tot de gewone gang van de huishouding' (zoals huur- en energieschulden, premieschulden van de ziektekostenverzekering, schulden voor aanschaf van de gezinsauto of de wasmachine) kan na ontbinding van de gemeenschap geen verhaal meer worden gehaald op de privégoederen van de andere echtgenoot (nu staan deze goederen voor de helft bloot aan verhaal door schuldeisers).

Rechterlijke toestemming maken huwelijkse voorwaarden vervalt
Een andere wijziging is dat voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk niet langer de toestemming van de rechtbank nodig is. Vastlegging in een notariële akte blijft wel verplicht. Daar staat tegenover dat de veelal in akten van huwelijkse voorwaarden opgenomen ‘Dozyclausule', die is bedoeld om benadeling van schuldeisers te voorkomen, nu wettelijk is vastgelegd.

Bijzondere gemeenschappen
De voorheen bestaande gemeenschappen van vruchten en inkomsten en van winst en verlies zijn verdwenen onder de nieuwe wet. Deze bijzondere gemeenschappen kwamen al nauwelijks voor in de praktijk. Voor per 1 januari 2012 bestaande bijzondere gemeenschappen blijven wel de oude wettelijke regels van kracht.

Al met al brengt deze derde tranche in het huwelijksvermogensrecht (na in 2001 de rechten en plichten van echtgenoten en geregistreerd partners, en in 2002 de wettelijke verrekenbedingen in huwelijkse voorwaarden) de nodige veranderingen met zich mee.

Het is voor (aanstaande) echtgenoten noodzakelijk om goed na te denken over de wijze waarop zij met elkaar zakelijke afspraken willen maken. Meestal komt men er pas bij het einde van het huwelijk (door echtscheiding) achter als de zaken niet goed geregeld zijn. Als gespecialiseerde echtscheidingsadvocaat weten wij precies waar het fout kan gaan en zijn wij ook prima in staat om vooraf advies te geven hoe het leed te voorkomen is.

Heeft u vragen over de regeling van uw huwelijksgemeenschap of huwelijkse voorwaarden of heeft u direct advies of bijstand nodig?
Voor een vrijblijvend en kosteloos eerste telefonisch advies over dit onderwerp belt u:
010 214 0400.


Mirjam van Baarle-Overes
Advocaat Scheidingsmediator
De Jonge Advocaten Rotterdam
vanbaarle@dejongeadvocaten.nl
http://www.dejongeadvocaten.nl/
@MJEHVANBAARLE



http://www.dejongeadvocaten.nl/nl/content.php?page=235

vrijdag 24 februari 2012

Hoe haal je het beste uit je echtscheidingsadvocaat?

Hoe haal je het beste uit je echtscheidingsadvocaat?
En hoe heeft hij/zij het meeste aan jou?

12 Tips.

Een echtscheiding is een zeer ingrijpende gebeurtenis. Zelfs onder de beste omstandigheden is het een moeilijke periode. Niet voor niets hebben advocaten en hun cliënten vaak een haat-liefderelatie tijdens een echtscheidingsprocedure.

Aan het begin heb je je advocaat nodig, die moet immers voor jou optreden in de procedure, maar aan het einde van de rit kun je het gevoel hebben – niet altijd terecht – dat je advocaat onvoldoende voor je heeft kunnen bereiken.

Een paar voorbeelden, die duidelijk maken dat in iedere echtscheiding beide partijen verlies lijden. Allereerst de kinderen, die je niet meer de hele tijd ziet, zelfs niet als je het beste met elkaar voor hebt. Zorgregelingen kunnen variëren van een situatie waarin één ouder met de primaire zorg is belast en de andere ouder de kinderen zeer beperkte tijd ziet tot een ​​50-50 co-ouderschapsregeling. Dat betekent dat je hoe dan ook minder tijd zult doorbrengen met je kinderen. Ten tweede kosten twee afzonderlijke huishoudens altijd meer dan één en is er ook vaak minder te besteden dan vroeger. Ten derde, in veel gevallen wordt alimentatie aan de ex betaald, wat ook weer snijdt in de echtelijke taart. Ten vierde moet je de gemeenschappelijke bezittingen verdelen. Je houdt dan de helft over van wat je had, hebt vaak meer schulden dan toen je nog samen was, kortom er ontstaat vaak een verlies-verliessituatie.

Uiteindelijk komt het erop neer dat je advocaat je helpt om je verlies te beperken, want je hebt minder vermogen, minder pensioen en ook op je huis moet je soms verlies nemen. En dan ben je er nog niet, want om het nog erger te maken, moet je ook nog je advocaat betalen. Om de schade van het laatste te beperken, volgen hierna een aantal adviezen.

1. Probeer te organiseren. Als je een afspraak hebt met je advocaat, schrijf je vragen van tevoren op. Probeer om een ​​agenda te hebben en zorg ervoor dat je advocaat al je vragen beantwoordt.

2. Bel of e-mail niet voortdurend, daardoor kan je zaak uit kostenoogpunt  uit de hand gaan lopen. De meeste advocaten rekenen per uur en daaronder vallen niet alleen de tarieven voor telefoongesprekken of besprekingen, maar ook voor e-mails, omdat de e-mail nu eenmaal is uitgegroeid tot de favoriete manier van communiceren. Bezuinig op je vragen. Als je communiceert via e-mail of telefoon, spaar dan een aantal vragen op, in plaats van nu een vraag stellen en later weer een en zo een bombardement van e-mails heen en weer te creëren op een dagelijkse basis, waardoor de kosten uit de hand lopen.

3. Vergeet niet dat je advocaat er is om je te helpen met het rechtssysteem. Je mag je best verloren en hopeloos voelen, maar zorg ervoor dat jij en je advocaat wel met elkaar praten. Een goede klant zal vragen stellen, maar niet te veel.

4. Heb redelijke verwachtingen. Wees realistisch. Een goede advocaat zal je helpen de realiteit te blijven zien. Luister naar je advocaat. Luister naar zijn of haar juridische advies. Vergeet niet dat je probeert om problemen op te lossen, dat je niet bezig bent een oorlog te voeren.

5. Probeer redelijk te zijn. Vraag niet iets wat je toch niet gaat krijgen. Houd er rekening mee dat in de onderhandelingen je altijd meer moet vragen dan je verwacht te krijgen, maar blijf wel redelijk. Heb realistische verwachtingen voor wat betreft de zorgverdeling. Probeer ook realistisch zijn over kinder- en partneralimentatie en over de verdeling van je bezittingen.

6. Te veel cliënten willen koste wat kost het huis niet uit. Er is vaak een emotionele band, maar in veel gevallen, vooral als de economie slecht is, kun je je huis gewoon niet behouden. Soms is het beter om het te verkopen, soms is het beter om de echtgenoot die een groter inkomen heeft, het huis te houden. Overweeg alle opties serieus.

7. Maak een strategie en een agenda, maar wees ook bereid om flexibel te zijn. Vergeet niet dat het leven je overkomt en dat als er niets mis was gegaan in je leven, je scheiding uiteindelijk ook niet nodig was geweest.

8. Praat met een therapeut. Dit is belangrijk, want vaak zijn er gevoelens van boosheid, van verlies of wrok. Je advocaat is niet je therapeut.

9. Probeer je advocaat het juridische systeem aan je te laten uitleggen, zodat je weet wat je kunt verwachten.

10. Het is belangrijk om je advocaat te helpen door zoveel mogelijk documenten en informatie te verschaffen, want hoe meer nuttige gegevens je voorhanden hebt, des te meer kostenefficiënt je advocaat kan werken en hoe lager je advocaatkosten zullen zijn.

11. Je advocaat zal zijn of haar tarief bij het eerste gesprek ter sprake brengen. Vraag zo nodig om een ​​maandelijks rekeningoverzicht, zodat je precies weet hoe je er voor staat met betrekking tot de kosten.

12. En last, but not least, bedenk dat een echtscheiding een proces is, een overgang, zij het een pijnlijke, maar dat je die stap moet zetten. Een scheiding kun je niet vergelijken met een 100-meter sprint. Een echtscheiding is meer een marathon en als je dat begint te begrijpen, dan kom je er wel doorheen. Je zult dan ook een betere cliënt zijn en je zult begrijpen dat er licht is aan het eind van de tunnel.

Dit is een bewerking van:   Henry S. Gornbein What makes a good divorce client - Huffington Post


Zoekt u een echtscheidingsadvocaat? Heeft u direct advies of bijstand nodig?

Voor een vrijblijvend en kosteloos eerste telefonisch advies over dit onderwerp belt u:
 
010-214 0400.


Mirjam van Baarle-Overes
Advocaat Scheidingsmediator
De Jonge Advocaten Rotterdam
vanbaarle@dejongeadvocaten.nl
http://www.dejongeadvocaten.nl/
@MJEHVANBAARLE